Over mij

Mijn foto
Vol mij ook op: http://www.timoneconsultancy.net/

donderdag 25 augustus 2011

Een tafel met twee lades.


Na de verkoop van onze ouderlijke woning is het tijd om op te ruimen. Natuurlijk bemoeit zich niet iedereen met deze taak. Het kost veel tijd en je vraagt je ook terecht af: ‘Waar moet ik in godsnaam beginnen?’ Toch zie je naar verloop van tijd dat er schot in de zaak komt. Steeds weer komen er vragen over spulletjes die je geen snars interesseren en die voor een ander o zo belangrijk blijken. Na een tiental van dit soort voorvallen vergaat je de zin er begrip voor te hebben. Je hebt het meermaals aangegeven: ‘Nee, ik hoef niks, echt niks meer. Doe maar weg, ik hoef het echt niet.’ De waardevolle spulletjes heb je dan allang veilig gesteld. Goed er ontbreken een paar aardigheden, daar was je net ietsjes te traag mee. Een ander heeft het net voor je weg gekaapt. Dat gebeurt. ‘Als het maar binnen de familie blijft.’ denk ik dan.
Gaandeweg wordt het huis steeds leger, spullen verdwijnen. Er komt plek voor herinneringen, het huis vult zich met het verleden. Je denkt bij het betreden van de woning steeds vaker aan die eerste keer. Toen, op 20 oktober 1967. Voor het eerst ons eigen nieuwe huis binnenstappen! Mensenlief, dat was pas een beleving, amper zes jaar oud en alles wordt opeens nieuw. Je huis, je slaapkamertje, de school, je vrienden. Zachtjes loopt de film van toen tot nu voorbij. Tijdloos zie ik steeds bij het betreden en aanwezig zijn op deze vertrouwde plek een stukje van de film die mijn herinneringen omvat.
Ik verbaas me erover. Het is toch maar een huis. Dat klopt ook wel. Zondermeer, maar dat neemt niet weg dat er herinneringen boven komen. De dagen die we er speelden, opgroeiden.
De garage was ons domein. Onze ‘speelkelder’. Enkel de fietsen en de wasmachine mochten er in. De waslijnen, nodig om de was te drogen wanneer het buiten niet kon, dat was eigenlijk al over het randje.
Er heeft ooit een pingpong tafel gestaan. Als ik in de garage rondkijk hoor ik het geping en gepong nog tikken op de groene tafelbladen. We hebben er uren aan gestaan. Competities gespeeld, neven en nichten, vrienden en vriendinnen, alles speelde mee.
Ook heeft er ooit een sjoelbak gestaan. Die had mijn vader voor een habbekrats gekocht bij V&D. Er zat een fikse scheur in de triplex vloertje, dus sjoelen ging niet meer. Ook niet nadat mijn vader er een nieuw stuk triplex in had gezet. Het was niet vlak aan te sluiten. Mijn vader heeft er heel wat uren op zitten schuren. Ook is er ooit boter op gesmeerd. Sjoelen was na een aanvankelijk gestuiter van de schijven over de ongelijke vloer ook niet meer leuk. De schijven vlogen overal rond en waren eerst lach verwekkende projectielen en daarna toch wel gevaarlijke projectielen. Dat sjoelen, die sjoelbak, het was geen succes.
Ook is er eens zeer vlijtig gestart met een treinbaan. Die werd stabiel en opklapbaar uitgevoerd. Ik denk wel een vierkante meter of acht. Eerst werden de rails erop getimmerd. Daarna uitgeprobeerd of ze goed stevig vast zaten en of de ‘Hondeneus’ , de 1200 (locomotief van de NS) er volgas met acht wagons overheen kon raggen. Dat lukt en daarmee was de treinbaan compleet. Zeker niet af, maar compleet om menig uurtje, liefst in het donker het gedender van de trein te horen en de lampjes te zien bewegen. Een rondje was een kilometer en zo reden we van Heerlen naar Zandvoort en ook weer terug. Maar dan naar Maastricht, want zo was dat ook in het echt.
De garage maakt deel uit van de volledig onder kelderde woning. Hiernaast zijn nog twee kelderruimtes aanwezig. Een waar de trap uitkomt, daar staat de proviant, een diepvries en die wordt om de een of ander reden de ‘mammakelder’ genoemd. Waarom? Ik weet het echt niet. Of het moet zijn dat de andere kelderruimte de ‘pappakelder’ wordt genoemd, zou je denken. Deze noemen we echter de ‘CV kelder’, want daar staat de cv ketel. Nog gekker wordt het eigenlijk wanneer hier naast die cv en boiler ook de werkbank en donkere kamer uitrusting van mijn vader is gestationeerd. De benoeming tot ‘pappakelder’ was hier zeker meer op haar plaats geweest dan de benoeming van de ‘mammakleder’.
De ‘CV kelder’, daar heb ik menig uurtje doorgebracht. Die werkbank, dat was echt een schitterende plek. Ik heb er heel wat geknutseld. Knutselen doe ik nog steeds heel erg graag. De vreugde en blijheid die ik daarmee ervaar heb ik daar ontdekt. Daar in de kelder van zomaar dat huis.
Ik heb me er zeker voor de eerste keer flink op mijn duim geslagen, dat herinner ik me niet meer. Wel herinner ik me nog goed dat ik er voor het eerst een opdonder van de stroom heb gevoeld. Dat was aan de tafel van de doka hoek. Tegen de muur boven de dokatafel hangt een plank met allemaal verschillende gloeilampen. Gloeilampen waarvan je net een sprietje licht krijgt van de gloeidraad, een gele lamp, een rode lamp en nog wat kleuren. ‘Die kleur licht mag wel bij het ontwikkelen van fotorolletjes en die weer niet’ vertelde mijn vader graag, vaak en vol trots. Alleen ik weet het niet meer, welke kleur wel of niet. Wij, als jonge garde, verzonnen wel ons eigen spel en functie van die lampen. Natuurlijk in het donker. En daar ging mijn vingertje in een lege fitting waar wel spanning op stond. Een ervaring rijker en voor het eerst aan de stroom blijven hangen.
De tafel, dat is een ding apart. In een standaard keukentafel zit, in ieder geval toen, altijd één lade. Dat is zo, dat hoort zo. Daarin ligt het keukenbestek, of de snijplank. Een eettafel in de woonkamer, daar zit nooit een lade in. Kan vaak ook niet want die moet je kunnen verlengen door het tafelblad vanuit het midden uit te schuiven. Uit de opening in het midden klap je dan twee delen tafelblad en je hebt een extra lange tafel. Die twee delen zitten ingeklapt in de weg, waardoor een lade niet past.
De tafel van mijn vaders doka heeft echter bijna de afmetingen van een eetkamer tafel, maar wel met maar liefst twee lades naast elkaar. De eerste lade kun je gewoon openschuiven, de andere is afsluitbaar. In de laatste zaten de fotovellen, want die mochten absoluut geen licht zien. Afgesloten en veilig, met de sleutel op de lade. Alle chemische toestanden zoals ontwikkelaar en fixeer, die stonden voor het grijpen op een plank boven de gekleurde lampen. In die tijd luisterde kinderen nog naar hun ouders. Eens werd ons verteld: ‘Daar blijven jullie vanaf, dat is vergif.’ En dan bleven we daar vanaf. Dat hadden we al zonder meer gedaan, het was niet alleen vergif het stonk er ook naar. Die afgesloten lade? Die heb ik wel al eens open gemaakt, in het volle licht. De fotovellen zaten nog eens in een donker plastieken zak en in een doos. Daar ging niks mis mee.
Die tafel heeft veel bij me los gemaakt. Bij het zien in de haast lege kelder was er plek voor mijn herinneringen. ' Nee ik hoef niks, echt niks meer. Alleen die tafel die is voor mij.' Het is een tafel die toen gemaakt is door een timmerman. Helemaal op  verzoek en ontwerp van mijn vader. Zijn tafel, met die specifieke twee lades, eentje afsluitbaar en de ander niet. Gewoon simpel vuren hout, inmiddels al een keertje of drie vier, overwegend snel en slordig van een laagje verf voorzien. Aanvankelijk heb ik geen belangstelling voor deze tafel, maar nu wil ik hem hebben. Ik ga er een mooie tafel van knutselen voor in het kantoor van Timone Consultancy. Een tafel met een geschiedenis. Een tafel met een verhaal, maar vooral een tafel met twee lades.

maandag 18 juli 2011

Zomergasten

‘Hallo Dette, zeg vertel eens , heb jij het trimdiploma nog?’ vraag ik haar zowat meteen. ‘Kun jij je nog herinneren, toen dat loeiwarme jaar tijdens de schoolvakantie, toen we met de hele kliek constant op het zwembad lagen?’ vervolg ik mijn vraag. ‘Er was net een trimbaan gemaakt. Iets met houten balken van boomstammen kan ik me nog herinneren. Wat toestellen waar je omheen moest draaien, zoals de brug en wat uitstekende stammen waar je overheen moest huppelen, dat soort dingen.’ Vertel ik, waarmee ik hoop haar gedachte wakker te schudden. Langzaam komt de herinnering terug want ze vraagt me verbaasd: ‘hoe kom je daar nu opeens op?’ Ik moest er aan denken toen ik een dezer dagen naar het bungalowpark ging. Dat ligt er naast. Het zwembad liet me eerst en vooral denken aan Oost Europese taferelen. Het verval was wel haast compleet. Eigenlijk meer geschrokken dan verrast ging ik op zoek naar warme herinneringen. Al snel kwam ik uit bij de zomervakanties die we daar doorbrachten in onze prille jeugd.
In die tijd waren de zomers zeker warmer en het was de hele vakantie mooi weer. Ik kan me niet anders herinneren dan dat het misschien eens één jaar minder was. Veel regen en dus snel saai. Dat vergeet je dan ook zeer snel. Vandaar dat ik me dat gewoon niet meer herinner.
Terug in die tijd zie ik het zwembad als een Tropisch paradijs. Voor de entree ligt een grote parkeerplaats. Die is in die tijd steeds te klein. De vele bezoekers met auto’s, die het Openlucht Zwembad Simpelveld trekt, komen vooral uit omringende plaatsen. Daar horen ook de vele Duitse badgasten bij. Die rijden in mooie auto’s. Voor de jeugd in ieder geval het bekijken waard. In mijn beleving staan er steeds rijen dik te dringen voor de ingang. Dat is natuurlijk alleen op het moment van open gaan. Iedereen wil meteen en als eerste naar binnen. Een perfect plekje uitzoeken op de gigantische ligweide, of maximaal gebruik maken van de openingstijd. De ingang kent overigens ook maar twee kassa’s. Het is een echte fuik. De afbakening wordt gevormd door de achterkant van de kleedhokjes en hiervoor staan de rekken voor de fietsen en brommers. Wij, onze groep komt steevast te voet. Er worden nogal eens fietsen gestolen en de jeugd van het Hulsveld loopt deze afstand in minder dan een half uur. Net te doen. Stephanie, Beppie, Jo en Jan, om er maar een paar te noemen komen met de fiets. Ze komen ook van verder.

Na binnenkomst is er rechts een hele rij kleedhokjes. Enkel voor de dames. Voor de heren zijn de kleedhokjes links. Bij de dameskant krijg je eerst een hok van een kleedhokje of vier breed, waar het snoepwinkeltje is gevestigd. Aan de kant van de heren is soortgelijk hok voor de EHBO en badmeesters gevormd. Aan het einde van de kleedhokjes aan weerszijde zijn de toiletten. Weer voor de vrouwen en de mannen apart. Niet dat de ondeugende jeugd zich daar iets van zou aantrekken overigens!
Aan de kant van de vrouwen is nog een grote opslagplaats, maar wat daar staat ben ik vergeten of heb ik nooit geweten. Verder dan de damestoiletten ben ik nooit geweest. Aan de mannenkant is er, haast natuurlijk, een friettent te vinden op die plek.
Het zwembad zelf is te bereiken door een voetenbak met douches. Ook weer een relatief nauwe opening, net als de kassa. Het ligt overigens ook in het verlengde van elkaar. Er is een groot bad dat in drie stukken is gedeeld. Het eerste stuk is niet diep, daar mogen de kinderen die geen zwemdiploma hebben in. Het tweede deel is voor de mensen met zwemdiploma. Het trimdiploma geldt verbazingwekkend overigens niet! Het derde deel is voor de duikers. Er is een ‘gelijkvloerse’ duikplank en een duikplank op hoogte, ik denk een meter of vier a vijf hoog. Die is niet steeds open. Met een plastieken tuinstoel wordt dan de trap geblokkeerd. De badmeester zit dan op hoogte op de uitkijk. Normaal is het dan ook erg druk in het bad. Ik weet niet precies hoe lang het totale bad is maar het is zeker veertig meter, misschien nog wel vijftig of meer. In ieder geval wordt er na het eerste succesvolle jaar gestart met een tweede bad. Een instructiebad, eigenlijk een vijfentwintig meter bad met beperkte diepte. Dit bad wordt evenwijdig aan het grote bad gegraven en gaat ten koste van de ligweide. Dat kan ook niet anders want achter het zwembad ligt de skelterbaan! Pas op, een skelterbaan voor trapskelters en elektrische scooterachtige dingen. Daar achter ligt de motorbootjes- vijver, waar ook de waterfietsen mogen spetteren.

Dit is in grote lijnen het openluchtzwembad met haar faciliteiten. Oke er is nog een gigantisch restaurant met een flink terras aan de kant van de dames, met daarnaast ook een speeltuin en een paar pierenbadjes voor de kleintjes. Maar zoals gezegd daar komen we niet, zeker niet verder dan de damestoiletten. Dat restaurant, ‘La Cabane’  daar ga je niet heen. Want als dat het geval is, dan zijn je ouders er ook. En ik heb het nu over die tijd, vijf a tien jaar in je leven, dat je ouders negeert, niet kent of boos benadert.
Ik heb daar toen nooit last van gehad, mijn ouders zijn denk ik nooit in ‘La Cabane’ geweest. In tegenstelling tot menig ouder van vriendje of vriendinnetje. Toch is het handig te weten dat ouders met een beurs vertoeven op dit weelderige terras. Daarvan is meermaals tactisch gebruik gemaakt. Ik bedoel, wie lust er niet een lekker ijsje bij de zinderende hitte van toen.
Aan de andere kant, de mannen kant, ligt een blokhut. Deze is voorzien van flipperkasten en tafelvoetballen, misschien ook nog een tafeltennistafel. Ik heb steeds sterk de indruk gehad dat van de resten van deze blokhut het trimparcours is gemaakt. Anders is het hout en boomstammen voor deze baan meteen mee besteld.
Voor het trimparcours maken we een lijstje en dat wordt dagelijks afgewerkt. Ik weet het niet meer precies, ieder apparaat of hindernis doen we een aantal keren achter elkaar. Na een week dagelijks dit foutloos te hebben volbracht volgt een diploma. Het ‘Trimdiploma’. Wat een jeugdige expressie. Machtig om dat nog te herinneren, maar zeker niemand heeft dit diploma nog.

Natuurlijk is er meer te beleven, klasgenoten worden getroffen op de weide en voegen zich bij onze groep. Of net andersom. Het is in deze beleving een pracht van saamhorigheid, een voortdurende zon en een steeds gelukkige tijd.
Tuurlijk voegen er zich ook klasgenootjes bij die je liever niet ziet, of anderen net niet die je liever wel ziet. Maar de groep van het Hulsveld en verder, die is steeds één. Daar zit menige Jo en Jan bij, maar ook Beppie, Step en zo voort. Die hoeven na een lange dag zon niet terug te lopen, want die zijn met de fiets. Alleen mogen zij de berg op peddelen en wij doen dat te voet. Nog steeds in een vroege avond vol warmte. Want toen waren de zomers echt altijd zomers, echt altijd warm. 

Er is veel veranderd. La Cabane, bestaat nog, het is motorclub cafe. Het zwembad is niet meer in gebruik en de zomers zijn koud, guur en nat en Step is gast bij Zomergasten op 7 augustus.


donderdag 7 juli 2011

Een woning verkopen? Zo pakt een vrije werker dat aan!

Wij hebben de woning van mijn moeder te koop staan. Een woning die ruim vierenveertig jaar dienst heeft gedaan als haar woning. Een ruime woning, waar iedere vierkante millimeter in is gebruikt. Zeker toen we er met acht personen in woonden, mijn ouders, mijn zus en mijn broers en ik.
Alles is dus ruimschoots gebruikt, een gebruikerstest is volledig uitgevoerd. Niet dat het een uitgeleefde woning is, het tegendeel zelfs. Alles werkt naar behoren, niks sjiek, wel degelijk.

We hebben de woning laten taxeren in 2005. Nadat mijn vader overleed en de Staat haar deel wilde ontvangen. Niet echt spannend, maar toen was het wel nog een relatief goeie tijd. De behoefte om te verkopen die was er toen niet. Zeker niet. Mijn moeder wilde graag blijven wonen in haar vertrouwde stulpje, haar verdriet verwerken in een omgeving die vol met goede herinneringen was behangen. Niks mis mee, het was zo.

Rationeel was wel het moment toen mijn moeder werd ingeschreven voor een appartement bij de plaatselijk woningvereniging. We gingen er met zijn zessen vanuit dat dit ooit nodig zou zijn. Verder waren we ervan overtuigd dat we voldoende informele macht  hadden in ons dorp. Voldoende om met zachte en vriendelijke hand een appartement te kunnen regelen, zodra dit nodig zou zijn.

En opeens komt de dag; moeder valt opeens een keertje, komt wat moeilijker uit de stoel, stapt wat minder soepel de bus in en klaagt over een mechanisch pijntje her en der. Ze vertelt ook dat die berg op lopen niet meer zomaar kan, ze neemt liever de bergbus.

Nu moeten jullie weten dat mijn moeder in Simpelveld woont. Simpelveld, ook wel grinnikend “akker der onnozele” genoemd, de Duitser maakt daar “Einfachwiesse” van, is een pittoresk plaatsje in het zuiden van het land. Een vergrijzende omgeving is hier al bekend. De dorpskern is gezellig, goed beloopbaar en vlak. Het ligt aan de voet van de weg naar de Huls. De Huls ligt boven op de berg en ertussen ligt het Hulsveld. Prachtig om te wonen, idyllische uitzichten tot ver in Duitsland. Machtig uitzicht in de avond en de nacht wanneer je vanuit een afstand naar de berg kijkt. De lampjes die dan branden in de woningen zijn net als bij een model-trein-baan en schitteren de contouren van de berg.‘Klein Zwitserland’ noemen mensen het boven de rivieren, heb ik wel eens vernomen.

Dit alles ten spijt, wanneer je ouder wordt en alles wat stroever gaat. De berg, dat wordt een kwelgeest, zeker wanneer je, zoals mijn moeder, in het Hulsveld woont.

Na een paar vriendelijke bezoeken bij de plaatselijke woningvereniging, blijkt opeens niet meer alles op zijn dorps te ritselen. Geen ‘kruip door, sluip door’ methodes meer. Dat is ook goed! In ieder geval duidelijk. 
Het geluk mag dan zijn dat de hele dorpskern op de schop gaat en daarbij een groot aantal appartementen komen. Bij de eerste ronde heeft mijn moeder nog geen geluk, bij de tweede ronde wel. En ondertussen raakt de woningmarkt op slot.

Ik wordt uitgekozen als 'gangmaker' van het verkoopfeestje. Als aankomend vrije werker is dat natuurlijk een uitdaging waar je de lesjes van Stan Lenssen goed bij kunt gebruiken.
Met zijn ervaringen in het achterhoofd ben ik maar eens tot drie gaan tellen.


Hoe pak ik het aan?

1. moeder, zus en broers op één lijn krijgen
2. een makelaar kiezen
3. inleven in je droomklant

1 Op één lijn krijgen
Op één lijn krijgen is een kwestie van goed en doordacht voorbereiden. Maak je verwachtingen duidelijk en ondersteun deze met begrijpelijke gegevens. Gegevens die makkelijk toetsbaar en beschikbaar zijn. Internet is daarvoor een waardevol medium.
In dit geval heb ik gekeken welke woningen te koop staan in Simpelveld. Deze heb ik allemaal bekeken. Daarna ben ik gaan schrappen. Mijn doel was een representatief aantal woningen overhouden, die vergelijkbaar zijn met onze woning. Hieruit heb ik de gemiddelde vraagprijs berekend. Voor mij de uitdaging om de woning hiervoor in de markt te zetten. Dit heb ik als basis voorgelegd aan de familie. Om niet voor ieder wissewasje naar de familie terug te hoeven zijn er nog wat afspraken gemaakt over de makelaars keuze, bodemprijs, termijnen. Zodoende kon en mocht ik snel handelen als het nodig was. Volgens mij is dat zeer belangrijk.

2. Een makelaar kiezen.
Dat is heel belangrijk, het moet klikken, er is een chemie nodig. In mijn geval is het belangrijk dat mijn moeder een goed gevoel heeft met de makelaar. 
Vanuit mijn dagelijkse werk had ik wel meer te doen met makelaars. Zodoende heb ik er een paar voor ogen. Zinloze acties als meer makelaars op één woning geeft volgens mij een verkeerd signaal aan de markt af. Ik wist wat ik wilde en al snel wist ik wie ik wilde. Uiteindelijk bleef er maar één in gedachte over. 
Deze makelaar moest vooral een grote mate van emphatie bezitten. Dit ook meteen moeten kunnen overdragen aan mijn moeder. Haar op een eerlijke manier ‘geruststellen’. Hiernaast is het belangrijk dat hij de markt kent, zijn verkooppraatje kan houden, kortom weet van 'makelen' en zijn vak verstaat. Tenslotte moet er natuurlijk een gedrevenheid zijn om de klant tevreden te krijgen. Het mag duidelijk zijn. Deze eigenschappen bij elkaar? Dat is een gouden trio. Dat is een makelaar die werkt vanuit zijn hart. (Hartman Wonen)

3. Inleven in je droomklant
Je hebt aan de ene kant je woning, je product en aan de andere kant een klant. Niks nieuws. We kunnen de woning profileren hoe we willen. Mooie verhaaltjes neerzetten, flitse foto’s en overal gaan adverteren.
Maar we kunnen ook de volgende vraag stellen:
Waarom zou ik deze woning kopen?
Subvragen hierbij zijn dan:

  • Wat spreekt me concreet aan bij deze woning?
  • Waarom heb ik deze woning ooit gekocht?
  • Wat is in de kern het grootste voordeel van deze woning?
  • Wat is er minder aan de woning, stel je kwetsbaar maar betrouwbaar op in je profilering.
Dit alles om erachter te komen hoe de juiste klant, je droomklant in de ochtend wakker wordt.
Welke behoefte er leeft in de gedachte van jou droomklant.
Een proces wat ik voor mezelf doorlopen heb voordat ik met mijn makelaar in gesprek ga.
Vraagprijs, profilering, foto’s maken, we komen snel overeen! De verkoop kan starten.

En dan maar hopen dat je beoogde droomklant zich niet verslaapt, geen nachtmerrie tegen komt… Wat een geluk! Of dwing je dat af? 

Bij ons is het binnen twee weken raak, de droomklant is snel ontwaakt. 

  • een prima profilering van onze woning, 
  • juiste prijszetting,
  • een gedreven makelaar die geen kans onbenut laat en geduldig maar voortvarend het verkoopproces weet te doorlopen en af te ronden. 

Samen met de speelruimte die ik van mijn moeder, zus en broers heb gekregen hebben we een (voorlopig) koopcontract kunnen sluiten.

Met dank aan mijn moeder, zus, broers, maar zeker ook aan 
Herman Hartman, de makelaar, 
Stan Lenssen, de vrije werker
Gonneke van Dorst en Olga van Brug van Marketing Master Mind en 
natuurlijk de kopers, die ik tenminste evenveel woonplezier gun als ons achten!

woensdag 22 juni 2011

Remember....

‘Remember, this salary comes in fact… from your customers’ lees ik onderaan een salarisstrookje. Mag dat zomaar, en misschien nog wel belangrijker klopt deze bewering wel?  Meer vragen dwarrelen door mijn hoofd. Waarom staat dat er nu opeens op deze salarisstrook en wat is hiervan de bedoeling? Ik kan me niet voorstellen dat deze tekst er min of meer per ongeluk op is gezet. Hier ligt een diepere reden aan ten grondslag.
Het is nog te vroeg om me af te vragen of er meer van dit soort spreuken volgen bij de toekomstige salarisstroken, eerst wil ik deze spreuk eens nader doorgronden.
Is het waar wat daar staat? Natuurlijk is het waar. Dat je baas betaald, om het even algemeen te houden, dat is niet meer dan een formaliteit. Die krijgt het geld ook weer van iemand en dat is toch echt steeds iemand die de rol van klant heeft vervult. Echt wel. Niet altijd vrijwillig maar goed, daar gaat het in essentie niet om.
Ik denk zelfs vanaf het moment dat we handel bedrijven betalen klanten. Of dat nu diensten of producten zijn, de klant betaald. Dat we de dingen anders organiseren en daarbij via belastingen of heffingen de klanten laten betalen zonder dat de klant invloed kan uitoefenen op het koopproces. Ook dat is waar, terwijl er wel sprake is van een klant. Hoe wazig of ongewild, het blijft de klant die betaald. Dus met een ruimere blik, ook met tegenzin en zonder invloed betaald de belastingbetaler de ambtenaar. De belastingbetaler in de rol van een ‘klant’ en de ambtenaar in de rol van de ontvanger van bovengenoemd salarisstrookje. Nu komt het salarisstrookje van een profit organisatie. En het zal menigeen verbazen dat sommige medewerkers er verbolgen op reageerde. ‘Met dit soort spreuken hoeven ze mijn salarisstrookje niet te bevuilen, dat hoort hier niet!’ om krachtig aan te vullen met: ‘ik heb geen klanten, ik werk in de productie’. Een ander voegt toe: ‘ Als dat zo zou zijn kunnen ze wel wat meer betalen’. Allemaal uitspraken waarbij voorbij wordt gegaan aan de waarheid van de spreuk, meer nog aan de essentie van de spreuk.
Het doel van deze spreuk kan volgens mij alleen maar berusten op een actie om de organisatie voor te bereiden op een klantgerichte organisatie. Een zeer goede zet. De toekomst wordt een klantgerichte omgeving, misschien moet ik wel zeggen, nog meer een klantgerichte omgeving. Organisaties dienen er zich terdege op voor te bereiden dat marketingplannen steeds meer afgestemd moeten worden op een klantgerichte organisatie en dat de klanten iedereen van de organisatie ziet als de organisatie.
De beschikbaarheid van informatie heeft een ongekende ontwikkeling meegemaakt. Let wel het staat daarmee hooguit op de vooravond van wat nog komen gaat. Informatie en de beschikbaarheid daarvan zal nog explosief groeien en de koopbeslissingen van de klant wordt steeds meer bepaald aan de hand van de beschikbare informatie.
Autoverkopers staan nu al vaak versteld van de informatie die een aspirant koper paraat heeft bij het kopen van een auto. Laten we wel wezen, een auto is toch een aanzienlijke investering, technisch zowel als financieel gezien. De eenvoud waarmee informatie gevonden en verslonden wordt via internet is groot. Niet alleen autofabrikanten en auto-importeurs leveren deze informatie. Webpagina’s van liefhebbers en steeds meer sociale media kanalen geven uitgebreide klanten informatie. Een andere belangrijke informatiebron zijn de fora. Klanten weten heel goed te filteren of de opmerkingen van de forumgangers voor hun van toepassing is. Gezeur op het forum is al snel tijdverspilling. Een informatiezoeker is meer geïnteresseerd in hoe problemen worden aangepakt.
Organisaties die daarop inspelen op een klantgerichte manier nemen de mogelijkheden te baat om zich te profileren als een klantgerichte organisatie.
Ze gebruiken dan de huidige moderne communicatie middelen op een goede manier en stemmen daar het beleid op af. Onderdeel van dit beleid dient zeker ook aandacht aan  de interne klant te schenken.
Onderdeel hiervan kan heel goed het moment van salarisstrook zijn. Want hoe je het ook wend of keert, die wordt gelezen. Ook door de nu nog verbolgen medewerkers die liever niet lezen dat het salaris betaald wordt door de klanten van de organisatie. En het is beter deze klanten zichtbaar te maken en te koesteren. Zij betalen immers niet alleen je salaris, maar ook je vakantiegeld, onkostenvergoeding, telefoon, auto van de zaak, en alle andere dingen die geld kosten en nodig zijn om je taken te vervullen.
Om je daaraan te herinneren, lijkt mij een goede zaak.

zaterdag 18 juni 2011

Op zijn Jan-boeren-fluitjes


Er is heel wat te doen over Griekenland en de financiële toestand van dit ooit zo toonzettende land. De meningen zijn verdeeld, de spanningen lopen politiek flink op en wij zien onze belastingcenten liever niet in rook opgaan ten behoeve van de Grieken. We flikkeren ons geld liever niet in een bodemloze put, hoe lekker Grieks eten ook kan smaken.
Wat is er nu eigenlijk aan de hand? Volgens mij kun je er met je gewone verstand niet bij, dus probeer ik het maar op zijn jan-boeren-fluitjes.
Griekenland geeft net als ieder land meer uit dan dat er binnen komt. Om dat te bekostigen, financieren, moeten de Grieken geld lenen. Zie het maar als wanneer wij een woning of een auto kopen en daar geld voor gaan lenen. Wij gaan dan naar de bank, die vraagt of je het terug kunt betalen en dat moet je dan bewijzen. Voor de geleverde dienst vraagt de bank dan geld in de vorm van rente. Stel nu voor dat je inkomen of uitgaven veranderen, je moet extra geld uitgeven om een nieuwe wasmachine te kopen, de wintersport komt eraan en iedereen moet nu wel nieuwe latten en ski-jacks, de auto is ook toe aan een vernieuwingskuur en moeders vind dat ze nu eindelijk part-time kan gaan werken. Dat laatste kan maar dan niet meer als afdelingshoofd, wel in een andere en minder betaalde functie. Hoeft geen probleem te zijn maar is het vaak wel. De centen voor de maandelijks hypotheek te betalen wordt steeds moeilijker en dus werd of wordt er een tweede hypotheek genomen voor wat ruimte te scheppen. Nu wordt er eigenlijk te betalen rente van de eerste hypotheek gefinancierd door de tweede. Je mag het ski-jack noemen of een andere auto, maar het blijft het financieren van de rente van je eerste hypotheek en dat doe je met geld waarvoor je zelfs meer rente betaald.
En dat overkomt Griekenland nu al jaren achter elkaar. Oke het is twijfelachtig of het voorbeeld van ski-jacks in een warm land zo prettig gekozen is, maar goed het dekt wel de lading en ieder ander voorwerp van fikse waarde mag je ook gebruiken om het voorbeeld te versterken.
Kortom Griekenland moet geld lenen om haar rentelasten te kunnen betalen en heeft dit al zo vaak gedaan dat ze niet meer geloofd worden ooit alle verplichtingen te kunnen voldoen. Dus als ze al geld krijgen, dan is het onder erbarmelijke condities. Duur dus! En daarmee wordt het van kwaad tot erger.
Nu dan een gewetensvraag, terug naar de ski-jack en het minder verdienen en de nieuwe auto. Een eerste keer lukt dat wel, een tweede hypotheek op je woning, misschien nog wat overwaarde. Alhoewel in deze tijd, het zal een opgave worden. Hoe los je denk je dit persoonlijke of familiare financiële drama op?
Als je geluk hebt dan kom je niet bij een instantie uit die het voor je regelt. Geloof me dat is niet fijn. Kun je het zelf nog regelen, dan doe je niks anders dan een schuldsaneringsinstantie. Stevig terugschroeven van je uitgave is daarbij het belangrijkste dunkt me zo. Ik kan het niet vertalen in het Grieks, het lijkt me wel dat een Griekse Blogger dit ook zomaar kan typen, tenminste een Griek met een jan-boeren-fluitjes verstand.
Die zou dan kunnen uitleggen aan die andere Grieken hoe het zit en dat ze zich ten hoogste mogen schamen met hun demonstratiedrang en demonstratiegedrag.
Het lijkt echter niet door te dringen bij de Grieken. Het land is technisch gewoon al failliet en de EU koopt de boedel op. Ik vind dat ze dan de eigenaar zijn en mogen zeggen hoe het verder gaat, ze mogen wat mij betreft meer doen dan enkel strenge voorwaarden eisen. Ze mogen er ook op toezien en ook de touwtjes in handen nemen. Het is natuurlijk ook niet voor niks dat de Grieken zover zijn gezonken in een financiële malaise. Misstanden als 16 maanden salaris voor 12 maanden in een jaar, een weelderig pensioen op veel te jonge leeftijd en een veel te groot overheidsapparaat dat niet efficiënt werk.
De Grieken zouden er beter aan doen iets meer, nou eigenlijk heel wat meer goede wil te tonen aan Europa door af te zien van een ski-jack, nieuwe auto en wat harder te gaan werken. Want dat zou iedere jan-boeren-fluitjes Europeaan doen om niet in de schuldsanering terecht te komen.

ongewenste déjà vu

Hotels, motels, ik ben geen handelsreiziger maar wil best wel beweren dat ik in heel wat verschillende logementen de nacht heb doorgebracht. Mijn lievelingshotel wil ik jullie bij deze wel verklappen, dat is zonder enige twijfel het Hotel New York in Rotterdam. Maar daar ga ik het wel een andere keer over hebben.
Ik wil het nu eigenlijk hebben over het op alle vlakken volledig tegenovergestelde. In beleving, in alles eigenlijk.
Ik ben er vast van overtuigd dat ik dat al beleefd had ergens onderweg tussen Atlanta en New Orleans. Met zekerheid durf ik zelfs niet eens meer de plaats te noemen. Het was in de staat Alabama, ik denk ergens niet ver van Tuscalooso. Dat was voor mij het meest verschrikkelijke hotel waar ik ooit heb geslapen. Nou ja geslapen, geprobeerd heb wat nachtrust te vinden. Daar voelde ik me totaal niet op mijn gemak, daar stonk het, het bed was niet fris, vlekken waar ze niet horen en zelfs sommige die je niet kon verklaren. De grote, de kleur of de plek, totaal onbestemd.
Het uitzicht op de badkamer was ook niet bepaald uitnodigend. De gedachte dat ik een hotel nam om een frisse douche te kunnen nemen, deed me waarlijk walgen.
Afleiding vinden door wat televisie te kijken in dit soort uitgeleefde omgeving is er ook niet. Meestal één zender met en als je gelukt hebt twee zonder sneeuw. Vaak ook nog een zender met alleen een reclamefiche vergezeld met opzwepende geluiden van een vrouw die net een merk té zware shag rookt om echt sexy te kunnen klinken. De vrouw die wordt afgebeeld, daarover kun je twisten, de een vind blond mooi en de ander niet. Dit geld natuurlijk ook voor de omvang van de boezem en de billen. Maar geloof me in deze omgeving ziet het ideaalbeeld er opeens ook twijfelachtig uit.
Nooit willen denken of hopen dat ik een déjà vu van deze beleving zou ontmoeten, maar helaas, afgelopen week was het dan echt zo ver. Zo mogelijk nog erger, maar dat komt denk ik wel doordat ik het niet voor mogelijk houd, dat het in Nederland kan, dat het in een motel waar een VVV sticker op de deur prijkt kan. Goed deze waren dan van 2007, 2008 en 2009, maar dan nog. Voor mij is het duidelijk, de in gedachte toegekende KEMA keur waarde aan de VVV sticker is volledig verdwenen, in rook opgegaan en ontdaan van iedere denkbeeldige charme.
Het motel waar ik terecht kwam had ik, en dat geef ik zondermeer eerlijk toe, genomen voor de prijs. Dat is ieders goed recht denk ik dan toch en voor iedere Euro moet ik toch werken hoe je het ook wend of keert. Kijk als ik een Dacia Duster koop moet ik niet denken een Volvo XC 90 te krijgen, maar wel een degelijke auto met vier wielen een motor en een stuur. Zo is dat ook bij een motel kamer, je verwacht toch op zijn allerminst een schoon bed, een nette badkamer en een televisie die meer te bieden heeft dan twee of drie zenders. Ik bedoel dan verwacht ik toch niet teveel. Dat de sfeer je niet meteen in een Hotel New York stemming brengt, dat mag dan wel zo zijn. Dat geloof ik graag, verwacht ik ook niet.
Het is een losstaand gebouw, twee verdiepingen zonder enige wegbewijzering van kamernummers. Je loopt dus steevast verkeerd. Op de begane grond is mijn kamer, zo blijkt na een sleep- en sjouwtocht over een open trap en onwelriekende gang. Die kamers hadden tenminste nog een gewone entree deur. Op de begane grond werd de toegang ruim en openlijk gevormd door een schuifpui. Ik weet nu in ieder geval dat er ook houten schuifpuien zijn geweest en dat de prototypes een lange duurtest nog steeds ondergaan in het etablissement waar ik vertoef. De test die al ruim veertig jaar loopt voldoet niet aan de praktijkeisen. Aan geen enkele. Het is evenwel de scheiding tussen buiten en binnen in de motelkamer. Daarmee scoor je geen punten, daarmee ontwijk je ieder gevoel van een prettige sfeer. De sfeer van je snel thuis te voelen in een vreemde omgeving. De enige en primaire behoefte die je hebt wanneer je een hotel- of motelkamer betreedt, je snel thuis voelen. Behaaglijk een glimlach op je gelaat laten toveren zonder dat het moeite kost.
Hier overkwam mij dit niet. Ik heb om me niet te ergeren aan geluidsoverlast mijn ipod opgezet en heb me met kleren en al op bed gelegd en hopen in slaap te vallen.
Rond vijf uur in de ochtend werd ik wakker, de mooie dame met haar zware shag verprutste stem zat nog steeds raar kijken in te kleine kleren naar me te kijken. Gelukkig, dat was op de tv! Ik heb me omgedraaid en nog een paar uurtjes rust gevonden, daarmee was de douche aanval beter te trotseren. Verstand op nul en snel wassen en maken dat je wegkomt. En zo geschiede.
Ik vraag me af of booking.com iets gaat doen met mijn pittige reactie.

vrijdag 17 juni 2011

Marcom, Jort Kelder en Kluun gezien?

Afgelopen woensdag en donderdag was de RAI het toneel van de Marketing streep en communicatie branche. De beurs strijkt neer in de RAI waar een hal wordt geformeerd tot een gigantisch overdekt marktplein waar in een volmaakt gemoedelijke sfeer de marketing en de communicatie hoogtij viert. De letterlijke vertaling van ‘playground’ in speelplein vind ik bij deze te weinig eer doen aan de omvangrijke professie die er wordt getoond, hoe losjes deze ook overkomt. Er is een afwisselende drie-eenheid te herkennen die het concept naar een zeer prettig verteerbare ervaring brengt.
Het valt mij op hoe gemoedelijk, fatsoenlijk in de zin van weinig ‘haantjes de voorste’ hier hun kop op steken. Netjes in rijen staan, geen voorkruiperijen, vergezeld met een verdedigende glimlach kom ik tegen. Nee ik moet zeggen dat ik zeer wel aangenaam verrast ben door de bezoekers en hun professionele gedrag. Een waar verdiende pluim!
Langs open marktkraampjes, de stands, wordt op aantrekkelijke manier aandacht gevraagd voor de producten en diensten van de exposanten. Om het labyrint geen spinnenweb te laten worden staan op de uiteinde en ook min of meer halverwege een aantal theaters gemoduleerd. Afgebakende plekken die door hun eenvoud aandacht vragen en dat is volledig terecht. Een omvangrijk arsenaal aan sprekers delen hun ervaringen, er zijn ruim 110 mogelijkheden om te luisteren en beleven welke do en don’t, lessons learned, valkuilen en successen, worden gepresenteerd, soms in workshop opzet, soms in een wat interactieve presentatie en heel soms in gesloten omvang. Kortom zeer laagdrempelig, in gemoedelijke sfeer.
De derde eenheid wordt gevormd door de Adformatie lounge, dat de kern vormt van het hierboven geschetste grote marktplein met zijstraatjes. In een maximaal open karakter binnen de kaders van deze lounge geven toonaangevende sprekers uitgebreide sessies. De afsluiters van de dag waren achtereenvolgens Jort Kelder en Kluun voor respectievelijk de woensdag en de donderdag. Ondanks dat ik beide heren graag hoor spreken, ben ik er niet aan toe gekomen naar hun performance te gaan luisteren en kijken. Ik had een druk programma. Meer dan vijftien spreekbeurten heb ik bezocht gedurende deze twee dagen.
Tussen de bezoeken door en lopend tussen de verschillende theaters heb ik voortdurend de geboden informatie op kunnen snuiven die mij werd geboden. Voor mij een prima concept.
Nieuwsgierig geworden? Noteer alvast 13 en 14 juni 2012  voor MARCOM 2012

zaterdag 11 juni 2011

Een nieuwe lente, een nieuw begin...

Dat is de natuur! De bloemetjes ontwaken, het gras groeit weer vol groen. Het zal je niet verbazen, ook het onkruid ontkiemt. Het wordt weer de hoogste tijd om round-up in de vernevelaar te stoppen, om de verharde paden te ontdoen van het startende onkruid. Weg ermee! En het gif lekker de grond in. Zo in ons ecosysteem verdwijnen om via het grondwater weer eruit te komen.
Zo schijnt het ook zo te zijn dat alle oude, overgebleven en afgedankte medicijnen via het riool uiteindelijk toch nog in waarneembare hoeveelheden in ons drinkwater zitten. Dus met het tapjeswater tap je vrolijk weet ik welke pil mee. Misschien wel de pil, of anti depressiva. Nou dat laatste denk ik zeker niet. Want als ik lees wat ik hierboven schrijf, lijk ik toch best wel depressief en het ging toch over de lente en een nieuw begin.
Goed dan, een nieuw begin. De bloemetjes ontwaken, de bloemetjes groeien hoog. Ik ben geen persoon met groene vingers. Ook al heb ik een fikse tuin. Ik weet niet waardoor dat komt, een tuin en daarin werken geeft mij weinig lol. Laten groeien en eens per jaar stevig snoeien, dat zou het moeten zijn. Steeds weer onkruid uitdoen, harken, schoffelen, spitten, ik vind het zo’n ondankbaar werk. Je doet het ook alleen maar voor de buur.
Toch kan ik trots verklappen dat ik iets groens doe op het moment. Ik heb stiekem een sierlijk strakke bloempot van potgrond voorzien en daar zaadjes in gedaan. Zaadjes basilicum, het smakelijkste kruid! Met deze bloempot leur ik al een hele poos, dan weer naar binnen, dan weer naar buiten. Eerst overdag alleen buiten er was nog kans op nachtvorst. Bij veel wind worden ze ook beschut op het aanrecht gezet. Ze krijgen zelfs ononderbroken water, de grond in de pot is nooit kurkdroog.
Ik zorg goed voor het ontkiemende kruid, ik praat zelfs zachtjes motiverende meuk. Eerst kijk ik dan schichtig om me heen, of er geen mensen zijn. Ook verontschuldig ik me diep wanneer ik een blaadje verse basilicum in mijn sla of pesto wil. Het blaadje wordt voorzichtig en met veel gevoel afgeplukt. Zachtjes buig ik het steeltje heen en weer en breek het genadevol af.
Het smaakt overigens wel heel apart, heel vol, aromatisch, biologisch en liefdevol. De zon komt terug in smaakbeleving. Volgende lente doe ik ook een pot met peterselie en misschien ook nog een pot met lente-ui.
(first draft Vrije Werker Maastricht 090611)

Brief aan morgen (2)


Beste morgen,

Eigenlijk zeg ik steeds: ‘Goedemorgen’, maar het is nu een brief en die begin je best met ‘Beste’, toch?
Eigenlijk zeg ik steeds: ‘Goedemorgen’, nou ja steeds. Soms zeg ik dat dus niet, weet je, dan heb ik daar gewoon niet echt zin in, staat mijn hoofd er niet naar. Gelukkig valt dat best wel mee, meestal begin ik de dag nieuwsgierig. ‘Wordt het een zonnige dag. Een dag om van te genieten, om blij van te raken, om vrolijk van te zijn’. Mijmer ik ’s ochtends onder het scheren vol ongeduld. Een dag waarvan je niet genoeg kunt krijgen, waarvan de uren vliegen als bij de nacht. Vliegen als bij een spannende droom, die plots wordt verstoord door de nieuwe dag, de morgen.
‘Ja beste morgen dan ben ik eventjes niet blij met jou’. Vaak moet je dan alle pret en grollen uit je kast trekken om me gedurende de dag meer te vermaken dan die droom. Gelukkig win je dat over het algemeen met gemak en anders help ik je er graag een handje mee. 
Morgen wordt vast een spannende dag, daar weet je alles van, een drukke en belangrijke dag. Ik kan dus best maar goed uitgerust zijn. Dus vraag ik het je maar gewoon: ’Kun je aan je donkere broertje Vannacht vragen of hij mij een goede nachtrust wilt bezorgen, met een rustige droom als het kan?’ Hé toe, dat kun je best, je ziet hem eerder dan mij en jullie zijn zeker meer familie dan dat ik dat ben!
Als je dat doet beloof ik dat ik morgen mijn uiterste best doe je te helpen er een geweldige dag van te maken.
Beste morgen alvast bedankt!

vrijdag 10 juni 2011

Zwijgende verliefdheid voor Adele


Adele’s vertolking van Lovesong,
Zo zou ik willen kunnen schrijven,
Zo puur vol zuiverheid, diep tot op het bot.
Een zwijgende verliefdheid van een melodie van woorden.
Het talent en de volledige focus komen van ver en raken me diep,
Tranen spatten uiteen op de spatiebalk van ontroering zo mooi......

donderdag 9 juni 2011

Brief aan morgen

Dag morgen,

wie weet kan ik morgen niet,
heb ik een vrije dag,
en ontspan mij over alles en iets,
dus ook over de tijd en de dag en de morgen

wie weet kan ik morgen niet,
blijf ik slapen want ik ben ziek
koorts geeft geen helder beeld van tijd
is het avond, middag of morgen?
dat weet je dan niet.

kom ik laat thuis van een feest en verslaap de hele dag,
besef ik de dag niet helemaal
is de morgen naar de maan
en de middag zo omgegaan
een dagje filistijnen

lig ik onder narcose voor een lange tijd
zijn doctoren druk in de weer
om me op te lappen
voor een morgen een keer

of beleef ik net heftig verdriet,
is alles me teveel
verwaarloos ik zelfs jou
ja morgen zo kan dat gaan

want reken erop
er komt een dag dat ik je niet meer beleef,
één morgen zonder mij
en dat maken we allemaal mee
of eigenlijk juist
net niet meer mee

dinsdag 7 juni 2011

Op vakantie met Tony Soprano


Ik lig op een ligbedje op het balkon aan zee, de Ionische zee. Het hardhouten ligbed, waar ik op lig is niet alleen. Er staan meerdere, tientallen ligbedden, misschien wel meer dan honderd ligbedden op dit balkon aan de zee. Praktisch alle ligbedden zijn voorzien van een roomkleurig kussen. De kussens zijn niet meer allemaal fris roomwit, sommige hebben smerige vlekken, andere hebben in de weg gelegen toen een voorbijvliegende vogel iets kwijt moest. Toch maken de kussens een degelijke indruk, geen zon verschoten dingen waar het goedkope schuim uitpuilt. Nee, deze zijn welhaast naadloos van een bijna hightech plastiek stoffen omhulsel voorzien, die met een welhaast gel-achtige vulling veerkrachtig een kwaliteitsgevoel doet beleven. Op een aantal, het merendeel zelfs, liggen kobalt blauwe handdoeken. Formaatje net iets tekort, maar wel breed genoeg. Laten we het aftikken bij net geen meter bij anderhalf.

De plekken waar nog geen handdoek ligt zijn nog vrij. De overige bezet! Niet dat daarom iemand perse op het bedje moet liggen, dat niet. Maar ze zijn wel bezet! De befaamde handdoeken cultuur om je gewenste ligbedje te reserveren voor een dag, is ook hier steevast van toepassing. Net als de duidelijke waarschuwingen her en der dat het niet mag. In meerdere talen wordt je erop gewezen. De ondertekening door de directie van ‘dit hotel’ moet kracht bijzetten aan deze welgemeende waarschuwing. Dit soort waarschuwingen werken niet en al zeker niet wanneer er niet met harde hand wordt opgetreden tegen overtreders. Geen makkelijke taak, ik begrijp het best. Zeker wanneer in ogenschouw genomen wordt dat we hier op een balkon aan de zee zijn, waar vakantiegangers zonnebaden. En die zonaanbidders willen soms de zon ontvluchten. Voor een hapje of een drankje zoeken ze de schaduw op. Na een poosje of een hele poos komen ze terug. Absoluut geen reden om dan te beweren dat je de regels van onnodig reserveren van ligbedden hebt overtreden. En als iemand dat toch vind, dan kun je een luidruchtige discussie verwachten waarmee in ieder geval een portie overgebleven werkstress wordt ontladen. Kortom het verworven domein wordt niet zomaar opgegeven.

Een confrontatie zoals hierboven beschreven heb ik dit jaar gelukkig niet mee gemaakt. De medewerkers van dit zonovergoten etablissement pakken het anders aan. Ze lopen van tijd tot tijd langs de bedden en wanneer er enkel een blauwe handdoekje op ligt en geen gast of andere spullen, dan nemen ze de handdoek mee. Wat een grandioze oplossing zou je denken, niets is minder waar. Wil je toch zeker zijn van je plekje in de zon op balkon, dan leg je er een andere handdoek bij. Mensen vol vertrouwen laten er nog een boek of krant bij liggen. Daarmee wek je helemaal dat je even naar toilet bent of een drankje haalt. Want van dat soort bedden blijft de hotelmedewerker steevast af. Laten we eens even kijken naar de mogelijkheden die er ontstaan wanneer een gast terug komt en zijn domein is vrij gegeven voor ieders gebruik, ofwel het blauwe handdoekje is verdwenen.

De eerste reactie is natuurlijk een stukje ongeloof, je voelt je werkelijk kinderachtig behandeld. In ieder geval toon je dat. De buren op de ligbedjes worden steevast betrokken bij de vermeende diefstal, kruisverhoren worden gestart. Diepgang in onnozel doen viert daarbij hoogtij. En daarbij maakt het niet uit of het de benadeelde of de buur is. Ook hier zal wel enige afvloeiing van werkstress gepaard gaan, maar minder efficiënt als in het eerder geschetste geval.

‘Heb jij gezien wie mijn handdoek heeft gejat?’ klinkt er in onvervalst Engels dialect door de eter, tegen niemand speciaal. En na een herhaling van de vraag is er altijd wel iemand die er iets op antwoord. ‘Dat was iemand van het hotel’ of zoiets zegt iemand dan om weer rust te vinden of uit medelijden. De zwaar benadeelde Engelsman doet alsof er nog nooit iemand op de maan is geland en spreekt zijn ongeloof uit, waarbij hij afsluit met de vraag: ‘weet je wie?’ Daar wordt over het algemeen wel wazig over gedaan. Want daarop kun je niet zomaar antwoorden.

Ooit in een hotel geweest zoals ik hier beschrijf? Iedereen lijkt op iemand en wordt dan ook zo genoemd. Nou weet je partner meteen wie je bedoeld, maar de zwaar onthutste Engelsman, die overigens sprekend op de denkbeeldige vader van Tony Soprano lijkt en daarom ‘Tonie senior’ genoemd wordt, zal er echt niets van begrijpen als ik zeg dat ‘Rooie Esther’ het was. Ja er is ook nog een ‘Blonde Esther’ maar die komt pas na de middag, vandaar de toevoeging rooie, waarmee de haarkleur wordt bedoeld. Dus volsta je met te zegen dat het iemand van de bar was. Want daar werken onze Esthers met verschillende kleur haar.

Een Engelsman kan dat moeilijk geloven. Het barpersoneel zijn hun enige vrienden op en rond dit balkon. Het is moeilijk te verkroppen dat het barpersoneel hun zo minderwaardig behandeld en vernedert bovendien. Maar Tony komt snel in zijn bekende rol, met opgeheven hoofd dat balkt van het zelfvertrouwen stevent hij op de bar af. Onderweg raapt hij zijn tact bij elkaar. ‘Met iedereen mag hij ruzie hebben maar nooit met de bar! Stel je voor! Barmensen die hem onwelwillend zijn, dat is not done’, bedankt hij zichzelf en verscherpt daarmee de noodzaak van een tactische benadering. Hij trekt zijn register charme offensief open. Met een vette glimlach en brede glimlach tegelijk vraagt hij voor twee nieuwe handdoeken, ‘want iemand van het personeel heeft per ongeluk zijn handdoek meegenomen van zijn ligbedje, en die van zijn vrouw ook’, zo legt Tony uit. “Rooie Esther” kleurt er niet van en geeft twee handdoeken met het bekende ‘thank you’, waarmee ze alstublieft bedoeld, aan Tony.

Tony snelt terug naar zijn plek en brabbelt nog wat over het onrecht wat hem is aangedaan. Carmela, die in de verste verte niet op de echte mevrouw Soprano lijkt, sust hem met te zeggen dat het toch weer goed is en hij de handdoeken terug heeft. Ze ziet haar kans schoon en vraagt of Tony al wat wilt drinken. ‘Ik kan wel een Gin and Tonic gebruiken’, vind hij, ‘het is immers vakantie’ geeft hij verontschuldigend aan vanwege het vroege uur misschien.

Voor hetzelfde geld zijn de bedden weer bezet als je terug komt na een verblijf in de schaduw, waarbij ‘Rooie Esther’ een van haar taken uitvoert. Niet omdat ze dat wilt, ze heeft alleen geen zin in dat onnozel geleuter van die ‘stropdas’ die sprekend op Jan Terlouw in jonge jaren lijkt. Valt mij overigens ook steeds weer op in die Zuidelijke landen. Daar mag je als leidinggevende gewoon op de werkvloer je personeel een katje geven, je personeel op de hielen zitten en uitgebreid luidruchtig, maar zeker onprofessioneel uitkafferen. Het maakt niet uit of ze wel of niet bij de EU horen, het hoort niet. Wat ook opvalt is steeds weer de ogenschijnlijke problemen waarmee ze worden geconfronteerd. Iedere keer weer sta ik ervan versteld dat ik er net ben als er een onbeschrijfelijk idee van drukte ontstaat waar geen rekening mee is gehouden. Opeens loopt de situatie buiten hun grip als er acht gasten tegelijk staan te wachten. Dan weet niemand meer wat zijn of haar taak is en gaan ze liefst met drie man hetzelfde doen of wordt er al scheldend gedaan wat een ander zou moeten doen volgens hem of haar……



Een fragment uit AI

dinsdag 31 mei 2011

Kaas

dribbelend kwam het muisje langs de muur voorbij

opeens een stukje kaas!

ze zette haar knaagtandjes in de lekkernij

maar daar floot het boven haar hoofd!

de veer had krachtig losgelaten en deed meteen hevig pijn

ze kon geen kant meer uit

het was uit.

Zomaar…

voor een stukje kaas.

zondag 29 mei 2011

Wachten met onbekenden

Ik ken niemand en niemand kent mij.
Toch ben ik hier en zit ik aan een tafel met iemand die ik niet ken, die mij niet kent en we knikken naar elkaar met een glimlach.
Ze drinkt een glas sinaasappelsap en leest een blad. Een blad dat we bij binnenkomst gratis kregen.
Ze draagt een bril en ze lijkt me heel aardig. Waarom? Omdat ze bij mij aan tafel kwam zitten?
Verderop zitten twee gasten, die kennen elkaar wel. Maar ik ken ze niet. Mijn tafelgenote ook niet. Eén van de twee kijkt vaak naar ons. Zou ze ook aan onze tafel willen zitten? Ik denk het wel. Het zou mij niet storen. Ik zou het zelfs op prijs stellen. Maar het gebeurt niet.
Als ik opkijk zie ik een meisje voorbij lopen.
Ik ken haar niet en zij mij evenmin. Alhoewel, ze liep al meerdere keren voorbij. Ik heb haar meermaals met een glimlach aangekeken, dat heeft ze zeker in een ooghoek gezien! Ze reageert niet terug, geen glimlach.
Toch ken ik haar niet en eigenlijk ook weer wel. Ze twijfelt nog, maakt nog steeds geen keuze voor haar plek.
Uiteindelijk gaat ze verderop staan aan zo’n hoge tafels zonder stoel of kruk. Ze draagt lang donkerbruin krullend haar. In een paardenstaart met een rood elastiekje. Ook heeft ze twee oorbellen die je vroeger als elf jarig meisje kreeg bij je eerste Heilige Communie.
Ze lijkt quasi zoekend rond te kijken. Zoekt ze iemand die ze kent? Kent ze net als ik ook niemand hier? Och ze weet het nog niet, ze is alleen niet meer onbekend. Terwijl niemand haar kent. Ik haar niet ken. Mijn tafelgenoot haar niet kent.
Ik ken nog steeds niemand hier.
Maar jullie, jullie kennen er nu vast wel een paar.

woensdag 13 april 2011

Black swaen

Ik kies een ansichtkaart met een dansende figuur er op, of liever een dansende persoon, een vrouw met Oosterse kenmerken in haar gelaat.

Ik kies deze ansichtkaart omdat ik onlangs naar de film “The black swaen” ben geweest, in de bioscoop van Maasmechelen.

In de Euroscoop van Maasmechelen, naast het merkendorp Maasmechelen Village, gelegen, waar ruim honderdvijftig winkels zijn gevestigd. Deze winkels hebben alle een outlet functie, merken dumpen er hun overjarige hebberigheden tegen ogenschijnlijke fraaie prijzen.

De architectuur is sprookjesachtig, Walt Disneypark sfeer met de Efteling gelijkende afwerking. Van ver af lijken de gebouwen opgetrokken uit suikerzoet en kleurrijk in de bekende tinten die de kermissnoep zo aantrekkelijk maakt, waarbij het wat je uit de mondhoeken loopt.

Er wordt veel aandacht geschonken aan netheid, er ligt geen kruimel op het voetpad, voldoende papierpikkers lopen er rond in aan de omgeving aangepaste kledij.

Onderdeel van het complex is naast de grootte parkeerplaats een hoge toren. Deze is niet bepaald in de stijl van het sprookjesbos-sfeertje van de winkels, Anton Pieck zou zoiets nooit tekenen. Het is als het ware een moderne versie van een liftschachttoren van een de mijn van weleer. Een sportmerk heeft haar merkteken opgehangen in de toren.

De karakteristieke toren sluit het merkendorp visueel sterk af, maar legt hiernaast ook duidelijk de brug naar de bioscoop. Deze is gevestigd in een oud mijngebouw. Dat wil zeggen, de aan de straat palende gevel is volledig in tact gebleven. De oude, kolossale stijl van het gebouw geeft fier aan dat hierachter heel wat te verwachten valt. Dat is ook wel degelijk het geval. Maar liefst elf filmzalen in verschillende grootte en een ruim bemeten restaurant.

De entree wordt bereikt via het betreden van een brede trappenpartij buiten. Doordat de treden bekleed zijn met een kunstgrasachtige rode loper flitst er een sterallure door je hoofd. Binnen betreedt je een schoon blinkende, donkere, haast zwarte, streep loze Indisch marmeren vloer, de voegen vallen niet op, zo minuscuul zijn deze. Je loopt als het ware over een duister getinte spiegel naar een volgende trappartij. Die voert naar één van de vier kassa’s, waarvan er steeds twee in een glazen kiosk zitten.

Hierna volgt de zeer ruime foyer, waar de versnaperingen counter meteen alle aandacht opeist. Daar kom ik later op terug. In de foyer komen naast de dames en heren toiletten, met ieder een apart toilet voor invalide bezoekers, de zalen uit. Dat wil zeggen de zes hoofdzalen. De overige zalen bevinden zich in het souterrain. Te bereiken via een brede donkere, natuurstenen trap pal tegenover de versnaperingen counter. De foyer is voorzien van een aantal zitplaatsen met ronde tafels. Tevens staan er een paar hoge tafels waar de gasten staand kunnen wachten. De wanden zijn versiert met bekende en minder bekende filmposters.

Opmerkelijk is dat de film ‘The black swaen’ al in het souterrain draait, meer precies in zaal negen. Deze zaal heeft 104 zitplaatsen, alle zonder bekerhouders, comfortabel gestoffeerd met rode pluche achtige stof. De zitplaatsen zijn verdeeld over acht rijen met ieder dertien zitplaatsen. Deze verdeling volgt het plafond niet. Deze is bekleed met tien plafondplaten per rij, waarvan er vijftien zijn.

Graag had ik nog verder verteld over de onopvallende opvalligheden van de Euroscoop en Maasmechelen Village, helaas geeft het gepiep van de stopwatch aan dat de beschikbare tijd voor deze oefening ten einde is.

Ware dit niet het geval geweest had ik in ieder geval nog even willen vertellen dat de versnaperingencounter zeer rijkelijk geoutilleerd is.

Zo zijn er tal van frisdranken te vinden, maar geen thee of koffie, tal van zoutjes zoals chips in de smaken, Naturel, Paprika, Bolognaise, Pickels, maar ook frites in de chipsachtige vorm in Naturel en Paprika smaak. Hamka’s, Wokkels, Nibb it en Chipito in diverse smaken ontbreken eveneens. Ook is in diverse maten en zout of zoet smaak de vers gepopte popcorn verkrijgbaar. Zoetigheden in de gangbare candybar varianten liggen er ook, net als de drie bekende smaken van M&M’s in de zakjes geel, blauw en bruin. Niet overval, maar hier wel aanwezig zijn de rijkelijk gevulde doorzichtige puntzakken met drop varianten, Engelse drop of hosties, de ufo vormige omhulsels van suikerpapier in diverse pastelkleuren, waarin een zure, zoute poeder zit.

Maar goed daar ontbrak deze keer duidelijk de tijd voor.

donderdag 7 april 2011

Minisaga van 50 woorden

Het is lenteweer en ik zit op een terras. Het lijkt wel feest! Het is ook feest!
De Koning was hier, echt! Samen met de Koningin.
Het vorstenpaar gaf die vrouw in een rolstoel een hand. Het is een goed vorstenpaar.
Iedereen is blij, hoera! Het is feest, echt feest!

(Maaseik 7/4/11)

Lentegras

Verdikkeme, nu is ook de grasmasjien’ stuk. Net nu ik het gras wil knippen, voor het eerst dit jaar.
Verwoede startpogingenhelpen niet, geen teken van leven. Enkel de sterk riekende benzinedamp ruik ik. De motor is nu zeker verzopen en ondertussen dwarrelen de zweet druppels van mijn voorhoofd. Komt zeker door de zon, de inspanning van het trekken aan het startertouw, maar ook wel door de irritatie. Ik had het gras zo graag gemaaid. Dan mag de lente echt beginnen.
Niets geurt er opzwepender dan het vers gesneden gras na de winterperiode, een oase van zwoele lenteavonden ontluiken in de krachtige geur. Dat is pas lente, een nieuw begin, nieuw leven, zonnestralen die tot een brede glimlach aansporen.

Dit jaar lukt het niet, weer niet. Volgend jaar beter! Mompel ik halfluid. Volgend jaar beter? Als ik nu geen gepaste actie neem kan ik volgend jaar dezelfde blog posten en hoef ik enkel de datum aan te passen.

Soortgelijke situaties zijn wel meer voor te stellen. In de drukte van de dag of de tijd wordt vergeten de grasmachine te laten onderhouden, de motor af te stellen en de messen te slijpen. Je kijkt er de hele winter niet naar, de grasmachine in het tuinhok bezoek je niet. Of het moet zo zijn dat de grasmachine de sneeuwschep ten dele camoufleert. Bij die ontmoeting denk je gegarandeerd ook niet aan de lente, je past liever op dat je niet valt, uitglijdt of iets breekt.

Wie zet er nu op de kalender dat eind oktober, het einde van het maaiseizoen, de grasmachine op onderhoud moet? En welke grasmachine-onderhoudende rijwielhersteller zou zijn luwe wintermaanden niet dolgraag willen vullen met dat werk?
Weinig helaas, want acties, reclames, geheugensteuntjes in de brievenbus of op je mail? Ik zie ze weinig of niet.

Inmiddels is mijn gras geknipt, ik speel maar weer een keer ‘leentjebuur’. Maar niet nadat ik op 31 oktober 2011 mijn grasmachine aanbied voor onderhoud, zo staat in mijn outlook te lezen.

zondag 20 maart 2011

Gelukkig dagdromen

Ben ik te weinig positief als ik zeg dat de meeste dromen bedrog zijn. Is het niet zo dat de meeste dromen een fictie bevatten die we in werkelijkheid graag willen beleven of ervaren. De werkelijkheid beleven we dan minstens net iets anders.

Dromen, ze komen zoveel voor, praktisch iedereen maakt het mee. Hoofdzakelijk tijdens de slaap.
Ook zijn er mensen die wel dromen, maar ze eigenlijk tijdens het wakker worden vergeten. Je zou er haast medelijden mee kunnen krijgen. Ze beleven iets moois en vergeten het meteen. Ik behoor tot die groep, ik droom iedere nacht, maar weet er ’s ochtends niks meer van. Hoe ik dan weet dat ik droom? Soms ben ik de droom te snel af! Dan wordt ik midden in mijn slaap wakker en zit ik nog midden in mijn droom. Dat is echt een feest voor een dromer die zijn dromen vergeet. Je zou dit tussentijds wakker worden al een droom kunnen noemen. Zo mooi, dat het wel een droom moet zijn.
Er zijn ook mensen die aan de slaap niet genoeg hebben, ze dromen dan overdag verder. Ze worden dan ook dagdromers genoemd. Die worden dan geplaagd met opmerkingen als: ‘Zit je weer te dromen?’ Eigenlijk een totaal verkeerde benadering.
Dromen overdag kan ons best wel helpen.
Dromen zijn mooi, en dat is mooi meegenomen. Dromen vertegenwoordigen een ideaalbeeld. Ze zijn daarom ook goed te gebruiken als instrument.
Dromen als instrument overdag gebruiken kan ons veel leren.
Beschrijf maar eens een droomrelatie, of een droombaan, of zelfs een droomklant.

Bij alle drie de voorbeelden wordt niet meer gevraagd dan een relatie te beschrijven die je wilt hebben met iemand in een bepaalde rol. Bijvoorbeeld je levenspartner, je baan of je klant. Eigenlijk beschrijf je dan ook hoe je jezelf in die rol wenst te gedragen. Je kunt heel jolig gaan beschrijven hoe vergevingsgezind je levenspartner zich zal gedragen of hoe gigantisch je verdient door niks te doen of dat een klant meteen betaald nadat je geen dienst hebt geleverd. Mooi niet! Dat is geen dagdroom, dat is een droom voor ’s nachts.

Bij het dagdromen doen we het wel wat serieuzer, dan haal je ook het meeste profijt eruit. Je leert na te denken over wat je gelukkig maakt en wat je kunt bieden. Je leert dus heel veel over jezelf. Je leert precies wat je van iemand verwacht en wat zij van jou mogen verwachten. Een goede basis voor een ideale situatie.
Het vastleggen van deze dagdromen beschrijft dus je ideale levenspartner, of ideale baan of klant. Het omkadert je gedachte met je wensen, met hetgeen je zoekt, wat bij je past en het geeft aan waar je naartoe kunt streven. Het plaveit je weg naar geluk.

dinsdag 4 januari 2011

Kerstboom

In vorige jaren werd steeds in de eerste week van januari de Kerstbomen opgehaald. Een mooi gebruik in Maaseik en andere plaatsen in België, een prima service van de stad en vuilophaaldiensten.
Vanaf dit jaar doen ze het niet meer. Het Limburg.net geeft aan dat je de gebruikte Kerstboom dient aan te bieden aan het milieupark, of hoe het stort tegenwoordig heet.

Ik wil me er niet aan ergeren, doe dit echter wel. Het is natuurlijk een ordinaire bezuinigingsactie waarbij volledig voorbij wordt gegaan aan de taak en verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie. De doelstellingen, missie en zelfs kernwaarden geven een aardig beeld naar het streven van deze instantie http://www.limburg.net/missie-en-doel#kernwaarden

De laatste kernwaarde, 'het actief een steentje bijdragen aan een schoner milieu' wordt met deze actie volledig ondermijnd. Iedere individuele Kerstboom-bezitter gaat dus dadelijk haar boompje met de auto naar het milieupark brengen.

Ik zie het al voor me. Voor het eerst wordt de aanhanger, de remourque dus van stal gehaald en met draaiende motor koppel je aan en controleer je de verlichting. Er even van uitgaande dat de verlichting de vroege vorstperiode glansrijk heeft doorstaan, wordt de zwaar ruiende kerstboom in de bak geflikkerd. Dan valt me hopelijk nog in dat ik beter even de bezem kan meenemen om alle vuil achter te laten, daarbij horen ook de naalden. Net als ik wil wegrijden wordt er door het kloppen op een raam mijn aandacht gevraagd. De kluit schijnt er nog af te moeten! Peinzend vraag ik me af wat dat voor zin heeft, die kluit laat ik ook achter op het eerder genoemde park. Ondertussen zoek ik een zaag bij het tuingereedschap en erger me dat de motor van mijn auto nog draait. Ik weet wel, ik heb zelf de motor laten draaien dus erger ik me aan mezelf. Mag dat!
Na wat onhandige zaagbewegingen laat de kluit de stam van de boom los en berg ik de zaag weer op.

Achter het stuur start ik de auto opnieuw en rij weg naar het park van ontkluite, sterk ruiende kerstbomen. Tijdens de rit bedenk ik me dat ik wel niet de enige zal zijn. Wanneer ik de weg indraai van ons park staat er inderdaad een rij auto's, merendeel met aanhanger. Van een aantal draait de motor nog, het vriest tenslotte nog overdag. Duidelijk is dat hier heel wat kerstboom-brengers bij staan. Het park is nog niet open. De parkbeheerder is schijnbaar te laat, maar dat vergeef ik hem. Hij moet met zijn bromfiets de kou trotseren over nog steeds besneeuwde en gladde fietspaden.